De gekte van het hout
Juni, 1997
De getoonde beelden zijn een chronologische selectie van de series kleinere beelden, die Theys Willemse in de afgelopen vijftien jaar heeft gemaakt. De beelden laten één of twee aspecten uit zo’n serie zien. Soms zijn de overgangen tussen de series zichtbaar. Willemse voelt zich sterk aangesproken door de visie van de Britse beeldhouwer Reg Butler. Volgens Butler is het maken van een beeld hetzelfde als het vinden van het midden van een wiel. “Je denkt het te vinden omdat je steeds met de spaken bezig bent. Maar vaak schiet je door naar een spaak aan de andere kant. Een kunstwerk is in de roos als het dicht bij het midden is, als een samensmelting van al die aanvaringen met het midden.”
De Knopen en Jacobsladder zijn lineaire composities uit het midden van de jaren tachtig, die dicht in de buurt van grafiek komen. “Deze stokkenbeelden zijn een gebaar in de ruimte. Alles is weggesneden wat niet belangrijk is. Soms is het barok, maar het kan ook inge togen zijn.” De Wals en Drievuldigheid laten ‘de gekte van het hout’ zien. “In De Wals komt het ritme van de muziek terug en Drievuldigheid is op een religieuze ten toonstelling ooit kapotgemaakt. Maar als er een drieëen heid is, dan moet die toch ook in drie bezems zitten?” Met deze beelden verkende Willemse voor het eerst de ruimte. Een van de laatste beelden in deze serie is een houten knoop die is opgeborgen in een koffer. De koffer kan niet meer open, maar op de buitenkant staat een foto van het plastiek: de beweging is voor altijd opge sloten in haar omhulsel.
Anatomie van een aardappel is een sleutelwerk. “Het woord anatomie duidt op de structuur en het woord aardappel geeft aan dat er onder een ogenschijnlijke vormenloosheid van het oppervlak toch een bijzonder gecompliceerde anatomie kan schuilgaan. Dat probeer ik de slecht geïnformeerde kijker duidelijk te maken.
De hoeken van het hout had ik vooraf bepaald met hulp stukken. leder stuk hout heeft een dubbele draaifunctie gekregen en ik was vrij in het toepassen van dat princi pe, die voor het hele stuk rigoureus gelijk is, of het nu links- of rechtsdraaiende hoeken zijn. Alleen de lengte van de stukken varieert. Je ervaart niet dat de structuur zo vastligt. Het is een gesloten systeem, er zit geen begin en einde aan. Bij de series die op dit werk volg den, werd de lengte van elk onderdeel van groter belang. Bij Moduul IV bijvoorbeeld vormen de draaiende onderdelen samen een zuivere kegel.
Maar ik voelde me teveel vastgelegd door mijn eigen vormafspraken. Ik ging te rade bij de taal van de vloei ende lijnen want de beelden zijn taal. Ik probeer een zeker ritme aan de vorm te geven, met komma’s, dubbe le punten en andere leestekens. Ik maakte een serie vloeiende lijnen, onderbroken door terugkerende ‘stop pen’, een houtverbinding onder drie rechte hoeken. Geplette kubus is er één van. Het oog verkent de vorm van het plastiek als bij het lezen tenslotte is schrift ook uit vormsymbolen ontstaan. Te lange zinnen zonder onderbrekingen leiden tot verwarring en onbegrip van de tekst. Dat geldt ook voor de lijnen en vormen in een plastiek. Mijn beelden zijn geen afgekloven vormen uit een grote massa. Mijn plastieken zijn constructies met een achterliggende filosofie over een bepaalde beeld taal. Die filosofie zorgt voor de samenhang, zoals de woorden, leestekens en zinnen in een verhaal.”
In Sprong in het heelal paste Willemse consequent ritmische hoeken van 60 graden toe. “Die hoeken zijn niet gratis. Je moet de veerkracht versterken door hoe ken of rechte einden in te korten. Je komt in een crisis en gaat zagen. Het gaat helemaal mis of het komt goed. De vraag is steeds: waar tast ik het systeem aan?” In De Vlucht / maakt hij het hout ‘zwaar’. “Het is als een zwaan die uit het water vliegt. ’t Is geen vlucht
vanzelf. Het beeld heeft bijna geen contact meer met de grond.” In De Vlucht II laat hij juist weer een geslo ten systeem zweven. Kleinmoduul laat de sensualiteit van het hout zien in de vorm van de omarming van een rechte hoek. In Beweging en tegenbeweging is sprake van een complexe constructie van twee losse delen die slechts op een manier harmoniëren en in evenwicht zijn. Met Varianties op een rechte hoek probeert Willemse de stilte, die volgens hem in hoeken van 90 graden zit, te doorbreken. “Het is de rustigste van de hele serie.”
In Grootmoduul onderzoekt hij de kracht van de binnen ruimte en tegelijkertijd zijn in dit beeld tekenen zicht baar van zijn nieuwe gang naar de massa van het hout. Het beeld weegt 90 kilo. De Geliefden heeft hij gemaakt voor het graf van een vriendin. “Het is in brons gedacht.” Wankel evenwicht is ook een studie naar de kracht van de binnenruimte. “Het is een maquette die groot uitgevoerd zou moeten worden. Gietijzer, vijf meter hoog en dan die spanning voelen als je eronder doorloopt.”
De Toverberg III is een beeld uit een serie van vijf. Er ligt een module aan ten grondslag, die hij positief en negatief heeft uitgewerkt. “Het laat iets zien van de kennismaking met het fenomeen ‘dood’ in de jeugd: het zwarte licht dat uit de berg komt, duidt op de stilte, het zwijgen van de omgeving over alles wat ermee te maken heeft. Ik wil niet de lugubere kant van de dood verbeel den, maar eerder een teken of een visioen, misschien uit een droom ontstaan en overgenomen in mijn beeld taal, die ik heb ontleend aan het boek van Thomas Mann, Der Zauberberg.”
Willemse onderzocht aanvankelijk de technische limie ten van het hout. “Je kunt doordenken in een vorm als je weet dat je de basis in je vingers hebt en weet hoe De hoeken van het hout had ik vooraf bepaald met hulp stukken. leder stuk hout heeft een dubbele draaifunctie gekregen en ik was vrij in het toepassen van dat princi pe, die voor het hele stuk rigoureus gelijk is, of het nu links- of rechtsdraaiende hoeken zijn. Alleen de lengte van de stukken varieert. Je ervaart niet dat de structuur zo vastligt. Het is een gesloten systeem, er zit geen begin en einde aan. Bij de series die op dit werk volg den, werd de lengte van elk onderdeel van groter belang. Bij Moduul IV bijvoorbeeld vormen de draaiende onderdelen samen een zuivere kegel.
Maar ik voelde me teveel vastgelegd door mijn eigen vormafspraken. Ik ging te rade bij de taal van de vloei ende lijnen want de beelden zijn taal. Ik probeer een zeker ritme aan de vorm te geven, met komma’s, dubbe le punten en andere leestekens. Ik maakte een serie vloeiende lijnen, onderbroken door terugkerende ‘stop pen’, een houtverbinding onder drie rechte hoeken. Geplette kubus is er één van. Het oog verkent de vorm van het plastiek als bij het lezen tenslotte is schrift ook uit vormsymbolen ontstaan. Te lange zinnen zonder onderbrekingen leiden tot verwarring en onbegrip van de tekst. Dat geldt ook voor de lijnen en vormen in een plastiek. Mijn beelden zijn geen afgekloven vormen uit een grote massa. Mijn plastieken zijn constructies met een achterliggende filosofie over een bepaalde beeld taal. Die filosofie zorgt voor de samenhang, zoals de woorden, leestekens en zinnen in een verhaal.”
In Sprong in het heelal paste Willemse consequent ritmische hoeken van 60 graden toe. “Die hoeken zijn niet gratis. Je moet de veerkracht versterken door hoe ken of rechte einden in te korten. Je komt in een crisis en gaat zagen. Het gaat helemaal mis of het komt goed. De vraag is steeds: waar tast ik het systeem aan?” In De Vlucht / maakt hij het hout ‘zwaar’. “Het is als een zwaan die uit het water vliegt. ’t Is geen vlucht vanzelf. Het beeld heeft bijna geen contact meer met de grond.” In De Vlucht II laat hij juist weer een geslo ten systeem zweven. Kleinmoduul laat de sensualiteit van het hout zien in de vorm van de omarming van een rechte hoek. In Beweging en tegenbeweging is sprake van een complexe constructie van twee losse delen die slechts op een manier harmoniëren en in evenwicht zijn. Met Varianties op een rechte hoek probeert Willemse de stilte, die volgens hem in hoeken van 90 graden zit, te doorbreken. “Het is de rustigste van de hele serie.”
In Grootmoduul onderzoekt hij de kracht van de binnen ruimte en tegelijkertijd zijn in dit beeld tekenen zicht baar van zijn nieuwe gang naar de massa van het hout. Het beeld weegt 90 kilo. De Geliefden heeft hij gemaakt voor het graf van een vriendin. “Het is in brons gedacht.” Wankel evenwicht is ook een studie naar de kracht van de binnenruimte. “Het is een maquette die groot uitgevoerd zou moeten worden. Gietijzer, vijf meter hoog en dan die spanning voelen als je eronder doorloopt.”
De Toverberg III is een beeld uit een serie van vijf. Er ligt een module aan ten grondslag, die hij positief en negatief heeft uitgewerkt. “Het laat iets zien van de kennismaking met het fenomeen ‘dood’ in de jeugd: het zwarte licht dat uit de berg komt, duidt op de stilte, het zwijgen van de omgeving over alles wat ermee te maken heeft. Ik wil niet de lugubere kant van de dood verbeel den, maar eerder een teken of een visioen, misschien uit een droom ontstaan en overgenomen in mijn beeld taal, die ik heb ontleend aan het boek van Thomas Mann, Der Zauberberg.”
Willemse onderzocht aanvankelijk de technische limie ten van het hout. “Je kunt doordenken in een vorm als je weet dat je de basis in je vingers hebt en weet hoe.”