De noodzakelijke breuk - Deel 4
Juni, 1997
Nieuwe perspectieven
De kunstenaars zijn door de gemeente verdreven uit het pakhuis aan de Quai de la Loire, omdat het een luxe woonboulevard naar de nieuwbouw in La Vilette moet worden. Eén van de twee pakhuizen, die aan weerskan ten van het kanaal lagen, brandde enkele jaren geleden tot de grond toe af. Er lag groot werk van Willemse opgeslagen, onder meer de machines, de stoelen en enkele totems. Sommige kunstenaars zagen hun hele oeuvre in vlammen opgaan. Na de brand startte de gemeente een onteigeningsprocedure voor het overge bleven pakhuis. Willemse kreeg geld om zich elders te vestigen. Omdat er in Parijs en directe omgeving geen betaalbaar nieuw atelier was te vinden, streek hij neer in Goussancourt, zo’n dertig kilometer ten westen van Reims.
Vanaf 1992 stak hij gedurende twee jaar bijna al zijn tijd in de verbouwing van het huis. Hij heeft nu een gescheiden schilder- en houtatelier, waardoor hij geen grote schoonmaak hoeft te doen om te gaan schilderen. De nieuwe omgeving schept nieuwe perspectieven. Willemse laat nu een aantal van zijn houten beelden afgieten in brons. “Maar de vraag is: hoe denk je in brons? Met Brancusi ben ik het eens dat daarin de meest ideale vorm tot uitdrukking kan komen. Maar de marges zijn niet zo groot, je kan niet opnieuw gaan zagen. Brons heeft een heel andere ruimtelijkheid dan hout.” Willemse wil ook monumentaler gaan werken. Hij heeft in beukenhout een serie bomen gemaakt. In feite maquettes die hij wil afgieten in ijzer. “Ze zouden in een uitvergrote vorm in een park of op een plein in een stadscentrum in een Hollands groeikernlandschap moe ten staan. Ik zoek met deze dingen naar de ideale maat, die goed past bij de menselijke maat. Een beeld is een doorgeefluik, dat in het landschap moet passen.” Verder wil hij ‘de constructie’ verlaten. Eind jaren zestig werk te hij in Italië voor het eerst in steen. Hij hakte met aanwijzingen van Kees Otten een naakt en een tuinka bouter. “Hakken is iets heel anders dan construeren met hout. Je denkt in een andere richting. Met iedere slag vermindert de substantie en neemt de vorm toe. Eén slag teveel en de spanning is weg. Bij hout werkt het tot nu toe omgekeerd. Je construeert. Ik wil nu naar de massa. Met een kettingzaag het hout in en een boom binnenste buiten keren. Ik weet nog niet hoe, maar ik droom ervan. Ik ga een nieuw atelier bouwen voor een grote lintzaag. Dan kan ik in eiken stammen van zeven tig centimeter dik gaan werken. Ik heb onlangs een grote partij op de kop getikt.”
Gistingsproces
Willemse verliest in Goussancourt minder tijd met het sociale leven, dat in Parijs heel druk was. Door het gescheiden schilder- en houtatelier kan hij zijn aan dacht makkelijker verleggen. “Met het hout kan je lange dagen maken: eerst zagen en aan het einde van de dag lijmen. Het is veel technischer dan schilderen. Schilderen is intensiever en hou je minder lang achter elkaar vol.” Willemse heeft de indruk dat hij het rij pingsproces van de creatie van een beeld beter in de hand heeft. “Ik kan het langer laten duren. En ineens zie je dan: dat is het. Ik ben ook rustiger, doordat ik weet dat je altijd een eigen vorm bij je draagt.” Hij gaat zich nu weer ’te buiten’ aan het schilderen. Hij moest een drieluik maken voor de vrijmetselarij. “Het was alsof de kraan weer openging. ’t Is veel minder moeilijk dan een paar jaar geleden. Het gistingsproces gaat kennelijk ook door als je een tijdje niet schildert. Mijn schilderatelier is een heel aangename ruimte. Niet te groot met mooi licht. Een ruimte voor meditatie.” Nu schildert hij De Shoah. “Het is het eindstadium van het thema soldaten en aanslagen. Ik wil aantonen dat het nu weer, maar dan met andere mensen, in Bosnië gebeurt. Ik moet het schilderen, ik heb geen ander middel. ’t Is onverteerbaar voor me. Als kind had ik een Joods vriendinnetje. Ze kwam terug uit Bergen-Belsen en vertelde me wat daar gebeurd was, maar ik wilde haar niet geloven. Dat moet voor haar heel vervelend geweest zijn. Het is me m’n leven bijgebleven. De serie die ik nu maak, draag ik aan haar op.”
Sombere aanblik
In het begin had Willemse in Goussancourt nog last van de sombere aanblik die het landschap in de winter kan bieden. “Het kan hier misten en somberen, maar als ik aan het werk ben, merk ik dat niet.” Hij heeft de laat ste tijd vooral haast. “Ik heb geen tijd meer te verlie zen. Niet dat ik een oude man word, maar ik heb nu de macht, het gevoel dat ik het morgen kan.” Hij weet nog niet of hij het financieel wel zal kunnen rooien in zijn nieuwe omgeving. “Misschien moet ik wel kleine schil derijtjes voor de handel gaan maken. Ik moet me aan passen.” Dat is voor Theys Willemse niets nieuws. “Je denkt soms dat je een breuk maakt, maar later voegt die zich weer in het geheel. Je wilt altijd breken met het voorgaande. Uiteindelijk is dat nooit zo. De breuk hoort bij de angst om iets nieuws aan te gaan. Elke keer moet je jezelf als het ware opeten. Want waarom zou je niet mogen vernieuwen? Je vraagt je vaak af: mag dit wel, kan dit wel? Maar er is soms zelfs geen over weging mogelijk. De breuk is noodzakelijk om verder te gaan.”